flevoweg 74036 522 25 25info@fysio-luxor.nl

Sensorische Integratie – Paramedisch Centrum Luxor Zeewolde

Post 2 of 4

Sensorische integratie
Kinderen die druk zijn hebben meestal ook problemen met de sensomotorische integratie. Op sommige zintuigprikkels, zoals op geluiden en het aangeraakt worden, reageren ze vaak onbeheerst. Daardoor zijn ze gauw afgeleid. Andere zintuigprikkels, zoals het evenwichts-, houdings- en bewegingsgevoel, lijken te weinig tot hen door te dringen. Het gevolg is dat ze te veel bewegen en niet opletten wat ze doen. Door de zintuigprikkels van het voelen en het evenwichts-, houdings- en bewegingsgevoel beter te gaan gebruiken, kunnen ze beter opletten op wat ze zelf doen. Daardoor worden ze minder gauw afgeleid door de zintuigprikkels die ze uit hun omgeving opvangen. Voor gebruiken van deze prikkels is het belangrijk dat uw kind op een wat andere manier gaat voelen en bewegen. Hij moet eigenlijk meer aandacht voor zijn eigen bewegingen krijgen. Zodra hij zijn bewegingen beter voelt, heeft hij er automatisch meer aandacht voor. Het beter voelen van zijn bewegingen en eigenlijk van zijn hele lichaam zal zeker een positief effect hebben op zijn aandacht en concentratie. Uitgangspunt is, dat uw kind daarvoor wel veel aangeraakt moet worden en beweging nodig heeft.
Als de informatie niet sterk doorkomt, maar eerder zwak, dan kan het kind vaak behoefte hebben aan veel en hard bewegen, om toch informatie uit het lichaam te verkrijgen. Deze kinderen zijn veelal lichamelijk onrustig en wriemelen veel. Ze willen veel draaien, rennen, schommelen en maken soms zelfs graag veel geluid. Ze zijn vaak druk en kunnen soms storend zijn voor de omgeving

Sensorische Integratie
Wat is sensorische integratie?

Eenvoudig gezegd is sensorische integratie het vermogen om informatie vanuit de wereld om ons heen en vanuit ons eigen lichaam op te nemen, te selecteren en de verschillende stukjes informatie met elkaar te verbinden, zodat wij er op de juiste manier op kunnen reageren. Via de zintuigen (oren, evenwicht, spiergevoel, tastzin, ogen) kunnen wij informatie opnemen. Het ruggemerg en de hersenen selecteren en verbinden de informatie vanuit de verschillende zintuigen. Bijvoorbeeld als je het stoplicht op groen ziet springen stap je weer op je fiets om door te rijden. Dat een sinaasappel een sinaasappel is en geen oranje bal weet je pas als je hem gezien, betast, geproefd enz. hebt.

De ontwikkeling van de sensorische integratie begint al tijdens de zwangerschap in de baarmoeder. Een baby in de baarmoeder voelt het vruchtwater om zich heen en voelt de moeder bewegen. Na de geboorte wordt het kind bloot gesteld aan allerlei prikkels via het contact met zijn omgeving, zoals licht, geluid en aanraking. Deze ontwikkeling van de sensorische integratie gaat stapje voor stapje in een min of meer voorspelbare volgorde. Om dit proces op gang te brengen en verder te ontwikkelen hebben wij informatie nodig uit onze zintuigen. Deze informatie noemen we sensorische informatie. Tijdens ons hele leven nemen wij voortdurend boodschappen van ons lichaam en omgeving op en we selecteren en verbinden ze met elkaar.

Als de sensorische integratie (de zintuiglijke informatieverwerking) niet goed verloopt en/of op elkaar afgestemd is kunnen er problemen ontstaan. De problemen zijn vaak verwarrend en onduidelijk. Vergeleken met hun leeftijdsgenootjes doen kinderen met sensorische integratieproblemen sommige dingen even goed of zelfs beter, terwijl andere dingen veel te moeilijk voor hen zijn. Ze hebben goede ogen en oren maar draaien toch letters om, kunnen verschillende vormen niet uit elkaar houden, sommige woorden niet onderscheiden, of praten minder of slechter dan andere kinderen.Soms hebben ze ook moeite om te kiezen welke hand ze moeten gebruiken en wat dan te doen met de andere hand. Ze verwarren vaak links en rechts, boven en onder, achter en voor. Schoolvaardigheden kunnen moeilijk voor ze zijn, soms zelfs onmogelijk, wanneer traditionele onderwijsmethoden gebruikt worden.
Veel van deze kinderen vertonen problemen in hun motoriek en het plannen van de motoriek, zoals onhandigheid, veel vallen, alles omstoten, slechte coördinatie, slecht evenwicht, moeite met aankleden, slordig eten. Soms klimmen ze hoog in bomen zonder gevaar te zien of zijn ze juist bang voor kleine hoogtes die ons ongevaarlijk lijken. 

Enkele kinderen hebben een vreselijke hekel aan bepaalde kleding of merkjes in de nek. Ze kunnen in paniek raken als ze vies worden of schrikken van een vriendelijk bedoelde aanraking, die voor hen aanvoelt als akelig gekriebel of pijn.

Andere dingen die je vaak ziet zijn problemen met aandacht en concentratie, niet stil kunnen blijven zitten, overactief zijn. Daarentegen kunnen zij ook juist te stil, te langzaam, angstig en teruggetrokken zijn. Ook komt koppigheid voor, ongeduldigheid, driftbuien en zelfs agressiviteit. Soms zijn ze snel uit het veld geslagen, overgevoelig voor kritiek en hebben ze weinig zelfvertrouwen. Gedragingen als koppigheid, agressiviteit en ongeduldigheid zijn vaak reacties op de moeite die het kind moet doen om dingen evengoed als leeftijdsgenoten te kunnen, of te voldoen aan wat er van hem verwacht wordt. Soms zullen veel van deze problemen duidelijk zijn, soms zullen er maar enkele op de voorgrond treden.Soms zijn ze al duidelijk merkbaar op babyleeftijd, soms worden ze pas opgemerkt wanneer het kind ouder is en naar de lagere school gaat.

Deze problemen komen voor bij kinderen zonder duidelijke lichamelijke of geestelijke handicaps, maar ze kunnen ook deel uitmaken van de al aanwezige handicap. Andersom hoeven de stoornissen in de sensorische integratie niet uitsluitend de oorzaak van de problemen te zijn.

Bij sensomotorische integratie ook wel sensorische integratie genoemd, neemt het voelen van aangeraakt worden en bewogen worden en het voelen in welke houding je je bevindt en welke bewegingen je maakt, een belangrijke plaats in. Het belang dat aan een goed gebruik van deze zintuigen wordt gehecht voor de ontwikkeling van een kind, is terug te voeren op de rol die zij spelen bij het handhaven van evenwicht en stabiliteit. Het handhaven daarvan heeft altijd voorrang boven het uitvoeren van andere activiteiten. De verschillende manieren van voelen werken hierbij nauw samen, maar hebben in dit proces een andere functie.
* * Het voelen van een aanraking of het tastgevoel.
Het tastzintuig bevindt zich vooral in onze huid. Hierdoor kunnen we voelen wanneer we aangeraakt worden en voelen of iets warm of koud is en hard of zacht. Ook of het prettig is om door iemand te worden aangeraakt, maar ook of de grond stevig genoeg is om op te staan. Dit gevoel wordt ook wel tactiele informatie genoemd
* * Het voelen van een beweging of het evenwichtsgevoel.
De informatie van het evenwichtsorgaan, dat zich vlakbij de oren in ons hoofd bevindt, noemen we het evenwichtsgevoel. Dit orgaan informeert ons over de stand en de bewegingen van het hoofd. Hierdoor waarschuwt het evenwichtsorgaan als we dreigen te vallen. Bijvoorbeeld bij het struikelen over een losse stoeptegel. Dit gevoel wordt ook wel vestibulaire informatie genoemd.
* * Het houdings- en bewegingsgevoel.
Deze informatie is afkomstig uit zintuigcellen in onze spieren en gewrichten. Hierdoor krijgen we vooral informatie over de houding van ons lichaam en de manier waarop wij zelf bewegen. Dit gevoel wordt ook wel proprioceptieve informatie genoemd.

Bij problemen met de sensomotorische integratie is het signaal van het tast- en evenwichtsgevoel te sterk of te zwak. Hierdoor reageren we alsof we in gevaar verkeren, terwijl dat niet zo is, of we geven deze zintuigprikkels te weinig aandacht, terwijl dat wel zou moeten. We richten onze aandacht op een verkeerde manier en merken onze eigen bewegingen onvoldoende op. Hierdoor gebruiken we de informatie uit onze spieren en gewrichten te weinig en ontstaan problemen met de concentratie en het leren van dingen.
** Het tastgevoel waarschuwt te snel voor gevaar, ook wel tactiele overgevoeligheid genoemd.
Deze kinderen zijn gevoelig voor aanraken: hun zintuigprikkels reageren hierop heel snel. Aangeraakt worden, op schoot zitten en knuffelen vinden deze kinderen niet prettig. Daarnaast zijn ze vaak heel kieskeurig wat betreft het eten, hun kleren, die ze al gauw ervaren als ‘kriebelig’. Ze staan ook kritisch tegenover het speelgoed waarmee ze spelen. Spelen met water, zand, klei en verf is meestal niet favoriet. Ze vinden het al gauw vies.
* * Het tastgevoel waarschuwt te weinig en wordt niet opgemerkt. Dit wordt ook wel tactiele ondergevoeligheid genoemd.
Hierbij merkt het kind nauwelijks dat het wordt aangeraakt, of dat het zelf iets aanraakt. De zintuigprikkels geven te weinig informatie door. Hierdoor ‘bestuurt’ zo’n kind zijn eigen lichaam minder goed, waardoor het onhandig is en zich bijvoorbeeld gauw stoot. Zulke kinderen spelen juist wel graag met ‘vieze’ materialen zoals zand, klei en verf.
** Het evenwichtsgevoel waarschuwt te snel voor gevaar.
Dit wordt ook wel vestibulaire overgevoeligheid genoemd. Een dergelijk kind is heel gevoelig voor bewogen worden. Zijn zintuigprikkels reageren bij de geringste beweging of verandering van houding. Bewogen worden, stoeien en andere wilde spelletjes vindt hij niet prettig. Hierdoor komen deze kinderen wat angstig over en zijn zij meestal minder bewegelijk dan anderen.
* * Het evenwichtsgevoel waarschuwt te weinig en wordt niet opgemerkt.
Dit wordt ook wel vestibulaire ondergevoeligheid genoemd. Zo’n kind merkt te weinig wanneer het wordt bewogen. Zijn zintuigprikkels geven te weinig informatie door. Bewogen worden, schommelen, stoeien en andere wilde spelletjes zijn favoriet. Zulke kinderen zijn vaak echte waaghalzen en ze zijn voortdurend in beweging.
Problemen in de sensomotorische integratie worden gezien als een niet op een juiste manier gebruiken van vooral aanraking- en bewegingsprikkels, waardoor we onze bewegingen te weinig voelen, niet opletten wat we aan het doen zijn en moeilijk dingen leren.
Een behandeling kan bij veel kinderen en kan zelfs bij volwassenen met problemen met de sensomotorische integratie, tot succes leiden. Hiervoor is het noodzakelijk om het kind zodanig aan te raken en te bewegen dat hij die aanrakingen en bewegingen gaat gebruiken en het leuk gaat vinden. Het gebruik van deze prikkels zal dan tot veranderingen leiden.

This article was written by hanhoeffnagel

Menu